FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32  
33   34   35   36   37   38   39   40   41   >>  
e winterschoot worden gepletterd. O maar de kamer is 'n avonds een wonderbaar eiland: in pril groen, in room-milde zon ontluiken wij naar mekaar. Wimpers over je ogen zijn lijk zijden batik over de lamp. Wijl je mij reikt de witte kelk van je hals, weer ik voorzichtig --rozeblaadjes op wijn-- je lippen, zoekend de koele sneeuw van je tanden. Ligt eindeloos wit het witte winterland: je liefde kroon ik met witte vogellijmbessen, kransen van roodborstjes slinger ik om je hals! --Blank in de witte sneeuw geplant staat de blinkende brand van het licht door de ruit. En voor de bruid rinkelen de sleebellen hun lied!-- Knapen en meidekens gaan, reizend met de ster, dragen bonte sjaals, oude soldatemutsen, zingen hun deuntjes van huis tot huis. Worden verwacht alom in de wondernacht roze borelingskens, witte luiers opengestreken, wit als de sneeuw: Kersklokken wijd ik voor allen met chrisma bereid aan je mond! DE WEG De lange deemoed is de weg naar u, o Volk, moeder der geslachten. In uw wijde mantel bergen de zachte kinderkens nog hun bang gezicht. Uw grote zonen en dochters wenkte gouden gewuif gij ziet hen van u gaan, die schreiende geboren uit uw vrolik vlees dat uw lach als een golf naar de sterren hees! Uw hart is een zoet tabernakel, blauw Als het kleed van de Lieve-Vrouw. Maar in uw dromen, die rood en goud aan de einder staan, moeten gehelmde krijgers, koninginnen in kanten gewaad, bonte stoeten over de aarde gaan. Uit u ontspringen jaar op jaar als van een heilige eik twijgen wier teer uitlopen het land verjongt. --O Moedige, die steeds uw verdriet wegzongt!-- En voor de zwerver spilt gij iedere dag, de nooit-gestremde rijkdom van uw moedermelk: want diep is de bron van uw kracht, dieper dan elke weeekelk. De lange deemoed is de weg naar u, o Moeder-Volk! Wij voelen stille zegeningen trillen in ons handen, vlammen die vredig in ons als havenlichten branden, nu moeten wij komen een voor een: naar uw mantel die van peerlen als een toren rondt, naar het kwelende lied van uw oerfrisse mond, naar uw melk-overdaad, uw blanke wonder van toeverlaat, O Moeder, eeuwige moeder, Volk! DRIELUIK Loopt hij met zijn meisje langs witte maanpaden-- ver ronken de kermisorgels en de Bengaalse vuren zieltogen in het dorp-- hij vooist haar al de zoete wijsjes van zijn hart, want zijn hart is een weke occarina. Ronde boomkruintjes, haar ogen, waaien gestaag hun bloe
PREV.   NEXT  
|<   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32  
33   34   35   36   37   38   39   40   41   >>  



Top keywords:
sneeuw
 

Moeder

 

mantel

 
moeten
 

moeder

 

deemoed

 

stoeten

 

maanpaden

 
ronken
 
waaien

vooist

 

ontspringen

 

boomkruintjes

 

uitlopen

 

twijgen

 

gewaad

 

meisje

 

heilige

 

kanten

 
Bengaalse

tabernakel
 

sterren

 
krijgers
 

gehelmde

 

koninginnen

 

kermisorgels

 

verjongt

 
dromen
 
einder
 

gestaag


steeds
 

trillen

 

handen

 

vlammen

 

vredig

 

zegeningen

 

stille

 

weeekelk

 

wijsjes

 

voelen


havenlichten

 

occarina

 

kwelende

 
oerfrisse
 

peerlen

 

blanke

 

branden

 

toeverlaat

 

iedere

 

gestremde